‘Zitten!’, commandeert mijn dochter van anderhalf met zowel woord als gebaar. Haar dwingende vingertje wijst op een plekje naast haar op de grond. Ze zat lekker te spelen, dus ik dacht wel even die paar borden in de gootsteen te kunnen afwassen. Maar mevrouw is het er niet mee eens.
Dat gebeurt helaas wel vaker. Ze piept of huilt zodra ik wil koken, afwassen of zelfs poepen. Ik probeer haar zoveel mogelijk bij alles te betrekken: ze krijgt ook een natte doek om schoon te maken of ze gaat lekker in de draagzak. Op de wc doen we een wedstrijdje grunten of mag ze stukjes wc papier aangeven.
Maar dat soort oplossingen hebben ineens hun beste tijd gehad. Verandering en vergankelijkheid zijn nu even niet aan haar besteed. Ze wil blijven doen wat ze aan het doen was — met mama als bewonderend publiek.
Natuurlijk stuit dit gedrag op veel innerlijk verzet van mijn kant. Voor mijn gevoel moet ik constant met haar bezig zijn en mag ik geen moment voor mezelf hebben, laat staan het huishouden of de maaltijd die ik voor haar wil maken.
Na de zoveelste mislukte poging om haar dit gedrag ‘af te leren’, drong het eindelijk door dat het eigenlijk een kans is om te groeien. In plaats van me te blijven verzetten, besloot ik me maar weer eens over te geven.
Zo gek is het toch eigenlijk niet dat een kind de onverdeelde liefdevolle aandacht van een ouder wil? En is dat ook niet wat ik aan mijn kind wil geven?
Ik besloot haar eis als een behoefte te zien. Een uitnodiging om aanwezig te zijn met haar, met mezelf, in het moment. Toen voelde ik eindelijk een golf van ontspanning over me heen rollen. De afwas loopt niet weg. Ik kan ook iets later koken. En we gaan heus niet dood van hondenharen op de bank. De fight or flight modus mocht uit.
Ik besefte dat eigenlijk juist mijn innerlijke verzet tegen haar gedrag me geestelijk zo uitputte — niet haar gedrag zelf.
Tijd met Nila is nu ook tijd voor mindfulness. Ik heb eindelijk weer tijd voor mezelf, voor mijn zelf. Ik hoef alleen maar te zitten.